VHV Vriendenbijeenkomst ‘Greep op de toekomst’
Innovatief, maar met oog voor de mens
Janneke Plantenga, hoogleraar Economie van de Welvaart aan de Universiteit van Utrecht schilderde op de VHV-jubileumbijeenkomst van 3 november 2018 het ontstaan in de afgelopen 35 jaar van nieuwe vormen van arbeidsrelaties en vroeg zich af wat die betekenen voor de relatie werknemers-werkgevers. Zij hield de vakbeweging voor innovatief te zijn en niet slechts defensief te reageren op de ontstane nieuwe werkelijkheid.
Plantenga onderscheidde 5 macrotrends; globalisering, individualisering, vergrijzing, digitalisering en het ontstaan van het zogeheten adult workermodel of te wel de ontwikkeling van een kostwinnaarsmodel naar een arbeidsmarkt waar iedereen economisch zelfstandig is. Globalisering op de arbeidsmarkt kenmerkt zich door de verlaging van transport- en informatiekosten, de uitbesteding van productie en de fragmentatie van de productielijnen. Zij leidt tot ‘verdienstelijking’, kortere contracten en een ‘24/7’ economie. Een concreet gevolg is de zogeheten platformeconomie (Uber, Deliveroo) waarbij de grenzen tussen betaalde arbeid en onbetaalde arbeid vloeiender worden. Plantenga: ‘Het enige wat je nog nodig hebt is een laptopje.’ Het heeft ertoe geleid dat bijvoorbeeld het aandeel van de maakindustrie in de totale toegevoegde waarde van de welvaart de afgelopen 45 jaar is gedaald van 44% naar 22%. De groei zit duidelijk in de commerciële dienstverlening of de ‘verdienstelijking’ van de economie.
Vrouwen
De arbeidsparticipatie van personen ouder dan 15 jaar is in ons land relatief hoog; Nederland staat na Zweden op de tweede plaats van de ranglijst. Vergeleken met de deelname in 2000 is de groei gering maar er gaan grote veranderingen achter schuil. Plantenga: ‘De majeure wijziging is de stijging van het aantal vrouwen op de arbeidsmarkt. Dat aantal steeg tussen 1985 en 2014 van 40% tot 75% met een gemiddelde werkweek van 27 uur,’ aldus Plantenga die er aan toevoegt: ‘We – de vrouwen -werken in Nederland wel veel in deeltijd……’. Dit heeft gevolgen voor de inrichting van de arbeidsmarkt. Vrouwen zijn ‘taakcombineerders’ en het Nederlandse arbeidstijdenmodel biedt de mogelijkheid voor inidividuele oplossingen zoals deeltijd. Een en ander leidt tot veranderingen in de relatie tussen werkgever en werknemers. Kortstondige contracten zal de motivatie bij de werkgever om op lange termijn te investeren bij deeltijders, ouderen en laaggeschoolden doen afnemen en wie neemt dan de verantwoordelijkheid voor de algemene scholing op zich.
Verhalen en solidariteit
Piet Fortuin, voorzitter CNV-Vakmensen noemt fenomenen als globalisering, internationalisering, individualisering en flexibilisering een uitdaging voor de vakbeweging. ‘We moeten ons dan wel de vraag willen stellen in wat voor soort land wil je leven en hoe zien de arbeidsverhoudingen in zo’n land uit. Welk waarden streef je na?’. Hij spreekt over solidariteit en omschrijft dit zelf als ‘een eerlijker samenleving’. Die is nog ver weg want we zijn nu ‘kampioen flexibele arbeid’. Fortuin wil geen pleidooi houden voor terugkeer naar de arbeidsverhoudingen van 30 jaar terug toen uitzendwerk iets was voor tijden van krapte. Hij ziet wel een breed scala van arbeidsrelaties waardoor de gehele arbeidsmarkt flexibel dreigt te worden en een van ‘de belangrijkste factoren namelijk de mens ondergeschikt wordt gemaakt aan uitzendwerk, contracting, payrolling en zzp’ers.’ Zeker, sommige mensen kiezen bewust voor een zzp-baan maar velen word die rol van zzp’er ook opgedrongen. ‘Dat zijn geen ondernemers,’ aldus Fortuin. De vakbeweging ziet zich geconfronteerd met diverse fenomenen. De internationalisering maakt dat de aandeelhouder in het buitenland zit en daar bepaalt wat goed is voor de Nederlandse werknemers. De vergrijzing heeft consequenties voor de arbeidsmarkt; hoe bereiken mensen gezond hun pensioengerechtigde leeftijd? Levenslang leren om een antwoord te hebben op fenomenen als robotisering en andere veranderingen van taken die gevolgen hebben voor de loopbaan. En de ledenaanwas van de vakbeweging zelf; was 20 jaar geleden nog 30% van de werkende bevolking lid van een vakbond, nu is dat 16%. Fortuin gelooft niet dat de aantrekkingskracht van de vakbond gelegen is in de hoge kwaliteit van haar producten en dienstverlening. ‘Rond 2000 hebben we ons als vakbeweging vaak gepresenteerd als de beste dienstverlener, zaakwaarnemer of belangenbehartiger. Dat moet je natuurlijk ook goed doen maar bovenal moet je het beste verhaal hebben. Ik ben er van overtuigd dat jong en oud, vast en flex zijn aan te spreken op die boodschap. Misschien moeten we dat verhaal weer vaker te vertellen.’
Strijd blijft
Zakaria Boufangacha is lid van het dagelijks bestuur van de FNV. Hij wil een stevige greep van de vakbeweging op de sociale toekomst van ons land. Hij erkent ook de ingrijpende veranderingen die zich in de samenleving voordoen en waar de twee eerdere sprekers naar verwezen. Boufangacha: ‘Veranderingen zijn er altijd en die moet je omarmen, met steeds de vraag in je achterhoofd wat die betekenen voor de werknemers. Veranderingen mogen niet ten koste gaan van de werknemers. Onderlinge solidariteit kan voorkomen dat de factor kapitaal niet de overhand krijgt over de factor arbeid. Die strijd voeren we al honderd jaar.’ jaren. Flexibilisering en individualisering zijn, volgens Boufangacha geen natuurverschijnselen maar het gevolg van de politieke keuzes die eerder gemaakt zijn; vóór globalisering en vóór de vrije markt. De transitie naar flexibilisering heeft geleid tot het goedkoper maken van de arbeid en meer macht voor het kapitaal. De robotisering maakt het werk gemakkelijker maar hoe zorgen we ervoor dat de grotere productiviteit die ermee gepaard gaat terechtkomt bij de werkenden. Iets soortgelijks geldt voor de energietransitie in de vorm van vergroening, electrische auto’s en zonnepanelen. ‘Die biedt kansen maar kunnen alle werkenden deze transitie meemaken, richting nieuwe banen?
Transities
Boufanchanga constateert een steeds verdere versplintering van het bedrijfsleven. Een bedrijf als Unilever is geen eenheid meer maar uiteengevallen in onderdelen als schoonmaak, beveiliging, productie en catering. Het aantal mensen in vaste dienst is sterk gedaald en er is geen sprake meer van een ondernemings-cao. Bij de platformeconomie (Uber, schoonmaak en zorg) zie je een soortgelijke ontwikkeling. Ook daar heeft het kapitaal een heel creatieve en innovatieve manier gevonden om arbeid te organiseren. ‘Daar hoeven we niet per se op tegen te zijn maar het kan de vruchten van CAO’s ondermijnen. Waarom zou Uber niet gewoon onder een taxi-cao moeten vallen? Nu draagt de individuele Uber-chauffeur alle risico’s en heeft geen zekerheid in geval van ziekte of ongelukken.’