Het verschijnen van de pauselijke encycliek Rerum Novarum is vaak het begin genoemd van de RK arbeiders-beweging. In Roomse kringen schroomt men er zelfs niet voor Rerum Novarum het begin van alle sociale strijd te noemen, daarbij over het hoofd ziend dat op het moment van verschijnen – 15 mei 1891 – er reeds een groot aantal nationale en internationale organisaties bestonden, die zich het lot van de arbeiders hadden aangetrokken.
Grondleggers van de katholieke arbeidersbeweging in Nederland, vlnr Willem Passtoors, Alfons Ariens en Herman Schaepman
Ook wat betreft de Nederlandse katholieke arbeidersbeweging was Rerum Novarum geen begin. Op 22 december 1872 werd in Arnhem de vakvereniging van timmerlieden, St. Joseph, opgericht, waarvan echter de betekenis en de omvang niet bekend zijn. C.J. Kuiper, die in zijn “Uit het Rijk der arbeid” de geschiedenis van de RK arbeidersbeweging op schrift heeft gesteld, meent dat deze vereniging “hoofdzakelijk en wellicht uitsluitend als instituut van onderlinge hulp aan vakgenoten bij ziekte of anderszins is bedoeld”. (Kuiper I, pag. 36).
Belangrijker voor de ontwikkeling van de arbeidersbeweging is de oprichting van de RK Volksbond in Amsterdam (bisdom Haarlem) geweest. In 1887 werden er ter gelegenheid van het 10-jarig pontificaat van paus Leo XIII binnen de katholieke gemeenschap een aantal grootse feesten georganiseerd. Met veel pracht en praal werd de aanhankelijkheid aan de paus gedemonstreerd. Voor de arbeiders was deelname hieraan echter niet weggelegd. De uitsluiting van de arbeiders viel bij een aantal personen, onder wie Willem Passtoors in slechte aarde. Zij besloten daarom de RK Volksbond op te richten waarin aan de emancipatie van de arbeiders gewerkt kon worden. Een zuivere arbeidersorganisatie is de Volksbond niet. De meeste leden zijn afkomstig uit de kleine ambachtsbedrijven en niet uit de groot-industrie. De leiding lag ook niet in handen van de werklieden. Dit werd zelfs ongewenst geacht. “Zo ook, geliefde leden van de Volksbond, zoudt gij dwalen door te denken, dat de vierde stand onder leiding van werklieden een betere toekomst zou tegemoet gaan. Zij, die dit denken, zullen zich deerlijk vergissen”, aldus de bisschop van Haarlem, Mgr. C.J. Bottemanne, in september 1900. (geciteerd bij W. van de Pas, pag 12-13). De Volksbond heeft in het westen van Nederland de stoot gegeven tot het oprichten van RK vakverenigingen, zodat er ten tijde van het verschijnen van Rerum Novarum in de hoofdstad al verenigingen zijn van timmerlieden, typografen, schilders, kleermakers en kantoorbedienden.
De Volksbond kent een aantal vaksecties, die echter onderworpen zijn aan beslissingen van het hoofdbestuur. In Twente heeft tegelijkertijd organisatie plaats van katholieke arbeiders. Rond 1880 heeft Ferdinand Domela Nieuwenhuis daar de Broederbond opgericht, waarvan ook katholieken lid kunnen worden. Deze bond roept in 1888 een staking uit bij Scholten & Co, een textielfabriek in Almelo, nadat dit bedrijf tot een loonsverlaging was overgegaan. De socialistische propaganda schiet bij de geestelijkheid in het verkeerde keelgat. Na dit arbeidsconflict beijvert Alfons Ariëns zich dan ook om een katholieke vakvereniging op te richten, ter redding van “de ziel van de arbeider”. (Versluis, pag. 19-20).Aanvankelijk dacht Ariëns aan een standsorganisatie, waarnaast vakverenigingen zouden moeten worden opgericht. Na overleg met Schaepman besluit hij in november 1889 een katholieke arbeidersvereniging op te richten, anderhalf jaar later – maart 1981 -gevolgd door de oprichting van de RK Twentsche Fabrieksarbeidersbond. De RK Arbeidersvereniging sluit zich in oktober 1893 met elders in het aartsbisdom Utrecht opgerichte soortgelijke verenigingen aaneen tot de Bond van RK werkliedenverenigingen.
De RK Arbeidersvereniging sluit zich in oktober 1893 met elders in het aartsbisdom Utrecht opgerichte soortgelijke verenigingen aaneen tot de Bond van RK werkliedenverenigingen. Mocht er dus voor het verschijnen van de encycliek Rerum Novarum reeds sprake zijn van RK arbeidersorganisaties, desondanks wordt eerst door de encycliek belangstelling voor de “sociale kwestie” gewekt. De gevaren van het liberalisme en het wetenschappelijk of marxistisch socialisme, die de godsdienst en de zedelijkheid bedreigen – zoals in Rerum Novarum gesteld wordt – dwingen de katholieke gemeenschap tot bezinning over een eigen aanpak van het arbeidersvraagstuk.
Doel van de katholieke sociale emancipatie moet de omvorming zijn van de individualistisch gerichte maatschappij van de 19e eeuw in een solidaristische. “Het eigenlijke punt in het arbeidersvraagstuk is niet: minder arbeid, hoger loon, zondagsrust, verzekering tegen ongevallen en voor hoge leeftijd, bescherming van vrouwen en kinderen; het is dit alles maar nog iets méér. Op dat iets nu komt het aan. Dat iets is het scheppen van een nieuwe rechtsorde, liever nog, het herstellen van een oude rechtstoestand. In de nieuwere tijd was de rechtstoestand van de arbeider eigenlijk deze, dat over hem werd beschikt en dat hij daartegen weinig of geen verweer bezat. Dat moet anders worden, want hierin ligt de kern der zaak. Ik wens aan Nederland te geven een school van werklieden met rotsvast geloof en kennis, die de plichten, maar ook de rechten kent en deze weet te verdedigen”. Aldus Schaepman in oktober 1893 bij de oprichting van de Bond van RK werkliedenverenigingen. (geciteerd bij D. Pillen of in het voorwoord van Van de Pas, Inzicht en verdieping).
Het volledige manuscript van bovenstaande tekst is een werkstuk dat Jeroen Sprenger in de jaren zeventig maakte voor de Werkgroep Geschiedenis van de Arbeidersbeweging, die onder leiding stond van Ger Harmsen en Bob Reinalda. Het pdf-document behandelt de periode tot 1914.